Monday 2 June, 2008

Maandag 2 juni 2008: People come and people go.

Toen we ja zeiden tegen Bombay wisten we dat afscheid nemen een integraal onderdeel van ons bestaan zou worden. Het begon met afscheid nemen van iedereen thuis. Na een paar maanden in je nieuwe “thuis” begin je eraan te wennen en doe je nieuwe contacten op. Deze contacten zijn aanvankelijk van geheel andere aard dan je vrienden en familie thuis. Want tenslotte heb je al vrienden en hoef je niet zo nodig vrienden te maken.

Al gauw merkte ik dat ik mensen ontmoette die vergelijkbare ervaringen opdoen in India, waardoor je een soort “common ground” hebt waaruit vriendschappen – vaak onbedoeld – ontspruiten. Ook kom ik mensen tegen die ondanks het grote verschil in afkomst en nationaliteit zo vertrouwd aanvoelen dat het lijkt alsof je ze altijd al hebt gekend (zoals mijn vriendin Shristi). Na 17 maanden in Mumbai realiseerden Maarten en ik ons van de week dat hier weggaan evengoed pijn zal doen.

Tijdens de expat-cursus in het Tropeninstituut in Amsterdam trachtten ze ons hierop voor te bereiden. Door het soort leven dat we waarschijnlijk zullen leiden zullen we elk jaar eenderde van onze vrienden en kennissen zien vertrekken. Na drie jaar zijn wij degenen die weg zullen gaan.

Nu is onze situatie gelukkig niet geheel standaard. Onze kennissenkring bestaat uit evenveel expats als non-expats. De “expats” kunnen we ook nog eens onderverdelen in NRI’s (non-resident indians) en standaard exparts zoals wij (als dat wat zegt tenminste…) De NRI’s die wij kennen zijn vaak erg lang weg geweest (10 tot 20 jaar), en worden of uitgezonden door m.n. Amerikaanse of Britse bedrijven, of binnengehaald door Indiase zakenlieden (die overigens daarna geen raad weten met deze efficiente, to-the-point, medewerkers die in hun ogen geen respect tonen voor gezonde Indiase werk-hiĆ«rarchie). Sommigen hebben hier zelfs nog nooit gewoond maar proberen terug te gaan naar hun “roots”en hier een bestaan op te bouwen. Wat ze gemeen hebben is de drang om een succes te zijn, zeker nu ze min-of-meer thuis zijn. Min of meer omdat ze zelden uit Mumbai komen. Ook zij moeten wennen aan het leven in deze stad. Helaas delen ze ook vaak de teleurstelling dat “India”, ondanks de grote economische vooruitgang, niet klaar lijkt te zijn voor hun westerse manier van denken en werken. De verhalen die wij horen geven ons het beeld dat zelfs de grote Indiase bedrijven worden geleid als eenmanszaken door autocraten die eigenlijk niets liever willen dan dat je je bek houdt en doet wat ze zeggen, ook al weet jij het beter. Sommige NRI’s vertrekken – vaak teleurgesteld – vroegtijdig en gaan terug naar het land waarvan ze altijd dachten dat ze te gast waren. Alleen door hier te komen realiseren ze zich dat ze net zo Indiaas als (bijv.) Amerikaans zijn. Het “teruggaan” doen ze ook vaak met zeer ambivalente gevoelens.

Door de groep lokale vrienden en kennissen die we hebben gemaakt zal voor ons misschien niet gelden dat eenderde van onze kennissenkring na het eerste jaar vertrekt, maar evengoed moeten we nu afscheid nemen van mensen. En dat doet pijn.

Het begon met Pauline en Geert, het eerste Nederlandse stel dat we hier hebben leren kennen. Ze vertrokken (met hun vier kinderen, waarvan 2 in Mumbai geboren) in maart naar Jakarta. Hoewel we elkaar niet vaak zagen (zij woonden tenslotte in zuid-Bombay), waren de contacten erg warm en oprecht.

Toen kondigde de familie P. aan dat ze terug zouden gaan naar Canada. We zijn ze de Z-family gaan noemen. Ashik, Ramona en hun drie kinderen Zoria, Zander en Zayden. Zander zat bij Max in de klas. Ashik, een NRI maar geboren en getogen in Canada, is er zo een die is binnengehaald door een Indiase tycoon. Ze kwamen hier afgelopen augustus aan en in maart was al duidelijk dat zijn werk een teleurstelling was. Zijn vrouw, een Canadese, kon ook niet lekker aarden en bovendien waren de kinderen niet overenthousiast te noemen. Nadat Ramona op straat werd aangereden was de beslissing snel genomen. Ze zouden teruggaan, en snel ook. Eind april waren ze weg. We hebben ze aan het zwembad leren kennen als gezellige mensen. Zander was Maxie’s standaard zwemmaatje. Elk weekend waren ze uren met elkaar bezig.

Een grotere schok, hoewel we die wel hebben zien aankomen, is het vertrek van de familie Iyer. In zeer korte tijd hebben we elkaar bijzonder goed leren kennen. We zijn een weekendje weggeweest met onze twee gezinnen en met kerst zijn we bijzonder warm ontvangen door de ouders van Suchitra, die in Nashik wonen (hier 5 uurtjes vandaan). Bovendien kunnen hun twee meisjes (waarvan de oudste een schoolvriendinnetje is van Max), het bijzonder goed vinden met onze jongens. Narayen en Suchitra zijn beide in Bombay opgegroeid maar hebben 15 tot 20 jaar in de V.S gewoond. Zij besloten, na anderhalf jaar frustraties die het werken voor een Indiase baas kennelijk met zich meebrengt, terug te gaan naar de VS. Suchitra werkt vanuit huis en kon haar werk gelukkig meenemen en verhuist haar werk nu gewoon mee terug. We zien ze pijn in ons hart vertrekken.

Deze week hoorden we het vervelende verhaal van een leuk Frans stel, dat wij ook via school hebben leren kennen. Zij hebben hiervoor een paar jaar in Thailand gezeten en zaten nog geen jaar in Mumbai, Hij werkt in de hotelindustrie en door wat externe “issues” moeten ze, net nu ze aan het aarden zijn in de stad, waarschijnlijk verkassen naar naar Hyderabad (hier een uur vliegen vandaan). Ik hoop dat ze blijven, maar vrees dat ze zullen moeten gaan. Hun dochter Lou is – zolang ze zich kan herinneren – verliefd op Max, en Marion is mijn HFL-maatje (Hands, Feet and Lunch, een keer per maand).

Ze zijn de eersten, maar zeker niet de laatsten. Ik denk dat er niets anders op zit dan eraan te wennen. Het enige alternatief is je hart thuis te laten. Maar dan kan je net zo goed ook thuis blijven, toch?